Bladmuziek

Muzikale handreiking - December 2013

bladmuziek met potlood

Noël X (Claude Daquin,1694-1772) - De maand december is aanstaande en velen van u zullen de nodige kerkdiensten mogen begeleiden. Een prachtige tijd, die ook de nodige voorbereiding kost. Deze maand willen we u graag een compositie aanbieden die prachtig past bij een kerstviering. Overigens komen we de Noëls van Daquin (er zijn er 12 bewaard gebleven) ook tegen op concert programma’s.

Daquin was een wonderkind. Op 6-jarige leeftijd mocht hij voorspelen bij Lodewijk de XIV. En op 12-jarige leeftijd had hij zijn eerste benoeming op zak. Vanaf zijn geboorte is hij zijn geliefde stad Parijs altijd trouw gebleven. De laatste 17 jaar van zijn arbeidzame leven was hij organist van de Notre Dame. Hij was vooral bekend om zijn vrolijke en speelse improvisaties.

Noël nr. 10 (“Quand le Sauveur Jésus Christ” of “Bon Joseph, écoutez moi….”) kennen wij als “Midden in de winternacht” en kent haar oorsprong vanuit de middeleeuwen. De tekstuele motieven van dit lied (herders, fluiten, trommels) passen prima bij het karakter van de melodie.

Als we naar de jaartallen kijken hebben we hier te maken met de zogenaamde Franse Barokperiode. Termen als “Grand jeu” en “Plein jeu” komen dan ook vaak voor. Het is aan te bevelen om – indien mogelijk – een dergelijke compositie te beluisteren op een echt Frans barok orgel. In Nederland staan dergelijke instrumenten bijvoorbeeld in de Martinuskerk in Gronsveld of de Lambertuskerk in Helmond.Naast de prestanten en de fluiten, vinden we hier veel quint- en tertsregisters, vulstemmen als: plein jeu, cymbale en cornet en krachtige, glanzende tongwerken. 

In het openingskoraal horen we direct de trompet van het Grand-Orgue. Var.I is een dialoog tussen de Cornet van het récit en een tongwerk van het positif. In var.II staat: Grand-jeu. Dit is een zg. “tongenplenum”, aangevuld met 8’en 4’ en de cornet, maar zonder de mixtuur. Var.III heeft het karakter van I, maar hoeft niet per se met de zelfde registers gespeeld te worden.

Het Grand-jeu van var.IV mag groter zijn dan var.II. Misschien met een Trompette 16’. Opvallend zijn de echo passages aan het slot. Schroom niet om – als uw orgel niet over meerdere cornetten beschikt – een ander register te gebruiken. Bij het beluisteren van de opname zal het u opvallen dat de herhalingen zijn weggelaten. Dit is een bewuste keuze.

Tot slot nog iets over de versieringen. Zoals we ook in de schilderkunst, architectuur en de kleding terug vinden, is de muziek uit de barok rijk aan versieringen. Ook dit Noël kent de nodige trillers. 

Of de triller met hoofdnoot of bovenseconde dient te beginnen is een doorlopend punt van discussie. Vuistregel: In muziek uit de barok (tot circa 1750) begint de triller altijd met de bovensecunde, tenzij de noot ervoor reeds de bovensecunde is (hoewel hier ook zeer tegenstrijdige artikelen over te vinden zijn).

In de muziek van na 1750 begint de triller meestal op de hoofdnoot, maar ook daar wordt door smaak en stijlgevoel soms van afgeweken. Snelheid is afhankelijk van het karakter van de compositie en de akoestiek van de ruimte. Een versiering staat meestal op een consonant. De triller start dan op de bovensecunde (dissonant) om meer spanning te krijgen in de muziek. Einde citaat.

Als u het niet erg vindt, laten we dit verder rusten. Eén van mijn leraren zei vroeger altijd: “Het is goed dat je er over nadenkt en het gaat bestuderen, maar onthoud dit: versieringen zijn als slingers op een verjaardag. Het gaat om de jarige en niet om de slingers.” “Laat de beltrom horen: Christus is geboren.”

Namens de directie en alle medewerkers van Johannus Orgelbouw, wens ik u gezegende Kerstdagen en een muzikaal nieuwjaar.

André van Vliet