Bladmuziek

Muzikale handreiking - Januari 2014

bladmuziek met potlood

Andantino Cantabilé (Albert Renaud, 1855-1924) - Allereerst wensen wij – alle mensen van Johannus Orgelbouw – u een heel mooi, gezond en muzikaal 2014 toe. We hopen elkaar maandelijks te treffen op de site rondom weer een nieuw aan te bieden orgelwerk. Deze eerste keer van 2014 staan we stil bij Albert Renaud (1855-1924). Zo heel veel weten we niet van hem. Zijn toccata in d-mineur komen we regelmatig tegen op concertprogramma’s. Maar van zijn overige orgelwerken (en dat zijn er niet zo veel) horen of lezen we heel weinig.

Zijn opleiding heeft hij genoten bij bekende namen als o.a. : C. Franck, Ch. Gounod, C. Saint-Saëns en J. Massenet. Als organist was hij o.a. verbonden aan de Eglise St. François-Xavier in Parijs. Hij componeerde wel een aantal piano- en orkestwerken, een opera, een mis en losse composities voor orgel.

Het Andantino Cantabilé is heel melodieus en opgedragen aan zijn vriend Alexandre Guilmant. Zelf schrijft hij een drie-klaviers orgel voor, maar het is ook prima uit te voeren met 2 klavieren. Voor de eerste 37 maten gebruiken we op het Grand Orgue ongeveer dezelfde klank als op het Récit. In ieder geval geen afwijkende voetmaten. Op deze wijze blijft de klank – tijdens de klavier wisseling – ongeveer gelijk. Bij het spelen op het Récit is de klank alleen iets zachter.

Vanaf maat 38 t/m maat 79 speelt de rechterhand op een zacht begeleidend klavier en speelt de linkerhand op een ander – iets sterker – klavier. Dit als een soort cello solo. Renaud maakte zelf gebruik van een ”Voix Humaine” met een “tremblant” op het Récit en dan met de zwelkast dicht. Als deze klank ook echt zachter is dan de “cello solo” geeft dit een prachtig effect. Natuurlijk zijn 2 strijkers altijd mooi. 

Bij het “Da Capo” is het mogelijk om gebruik te maken van dezelfde registratie als de eerste keer. Hoewel een klein verschil ook erg mooi kan zijn. Samen met het gebruik van de zwelkast en een rustig tempo met hier en daar de nodige rubati hebben we hier te maken met een compositie die goed past bij de orgelwerken van de tijdgenoten van de componist.

André van Vliet