Johannus

Orgelklanken in de nacht (deel 1)

Wilt u ook weleens weten waar het wereldberoemde Johannusgeluid vandaan komt? Neem een kijkje in de muzikale keuken van Johannus.

Het geluid van Johannus is wereldberoemd. Overal ter wereld zwichten organisten voor de fenomenale pijporgelklanken van onze digitale orgels. Wat maakt het Johannusgeluid bijzonder? En hoe komt het eigenlijk tot stand? Een kijkje in onze muzikale keuken. Vandaag deel 1: de opname.

Als vertrekpunt voor al het geluid dat Johannus de afgelopen decennia heeft geproduceerd, koos zij telkens weer het onovertreffelijke pijporgelgeluid. Dat moet altijd weer even gezegd, voordat we het over het Johannusgeluid gaan hebben. Want ook wij van Johannus vinden dat het pijporgel zijn weerga niet kent. Dat we het geluid van digitale orgels niet mooier kunnen maken dan de volstrekt authentieke pijporgelklanken.

Dat neemt evenwel niet weg dat Johannus er buitengewoon in geslaagd is die authentieke klanken te vertalen naar een digitaal concept. Zelfs ervaren organisten onderscheiden een Johannusorgel niet van een pijporgel. En daar zijn we best een beetje trots op.

Bibliotheek

Een van de mensen die bij Johannus een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van de geluidskwaliteit, is Bertus Lap. Als geluidstechnicus is hij van a tot z bij het proces van kerkorgelklanken naar digitaal orgelgeluid betrokken. Dat proces, legt Bertus uit, begint – hoe kan het anders – in een kerk. “We starten het traject met een opname van pijporgels op locatie. We nemen in heel verschillende kerken op, zodat we een grote diversiteit aan stemmen en stijlen in huis halen. Dat kunnen Nederlandse kerken zijn, maar inmiddels zijn we al in heel Europa geweest. Zodoende beschikken we over een gigantische bibliotheek met samples van Frans-symfonische, Duits-barokke, romantische en historische orgels.”

Hoe gaat zo’n opname eigenlijk in z’n werk? “We gebruiken hoogwaardige opnameapparatuur die we in de regel ’s avonds opbouwen in de betreffende kerk. De hoogwaardige microfoons zetten we zo dicht mogelijk tegen het orgelfront aan, zodat we de informatie heel gedetailleerd oppikken. Nee, niet in de orgelkas zelf, want daar klinkt het geluid echt anders dan dat je het op de orgelbank of in de kerk zelf hoort. Wel nemen we de fysieke diepte van de orgelkas in de opname mee: pijpen die in de kas verder naar voren staan, klinken in het uiteindelijke resultaat iets harder en dichterbij. Op die manier registreren we het oorspronkelijke geluid op de meest nauwkeurige wijze.”

De hele nacht door

Rond een uur of negen ’s avonds begint het opnameteam met de registratie van de eerste stemmen. En dat gaat vervolgens de hele nacht door. Waarom gebeurt dat eigenlijk ’s nachts? “We starten met de sterke stemmen, omdat je halverwege de avond nog best wat last kunt hebben van een rondrijdende scooter of geroezemoes op een plein. Naarmate de nacht vordert, wordt het steeds stiller in de kerk en kun je ook de zachtere fluiten en prestanten opnemen. Gemiddeld doen we zo’n vijfentwintig stemmen per nacht.”

Alle stemmen worden toets voor toets opgenomen. Zeer onderscheidend aan de techniek van Johannus is dat klank en galm afzonderlijk van elkaar worden opgenomen. “Doordat we elke toets afzonderlijk opnemen, kunnen we alle toetsen naderhand afzonderlijk koppelen aan de galm. Dat is een vrij gecompliceerd proces, maar het levert wel ontegenzeggelijke voordelen op. We behouden daarmee namelijk de scherpte en de zuiverheid van het oorspronkelijke pijporgelgeluid en bootsen vervolgens met de authentieke galm het gewenste akoestische effect na. Zouden we de opname uitvoeren zoals dat bij een concert gebeurt – op verschillende posities in de kerk waar klank en galm mengen – dan is het geluid lastiger te finetunen.”

Dankzij de opnametechniek van Johannus kunnen organisten achter hun digitale orgel zelfs hun ‘galmpositie’ in de kerk bepalen: horen ze het orgel het liefst zoals dat op de orgelbank van een pijporgel klinkt, geven ze voorkeur aan het geluid dicht bij het front, spelen ze liever vanuit het midden van de kerk, of kiezen ze toch voor een positie achter de galmstraal? “We nemen de galm op vier posities op en zijn in staat die verschillen digitaal terug te vertalen naar het oorspronkelijke effect dat ze hebben op de klanken.”

Alarmpistool

Het opnemen van de galm gebeurde voorheen aan de hand van een schot met een alarmpistool in de betreffende kerk. In de impuls lagen alle frequenties van 16 Hz tot ongeveer 22 kHz opgesloten. De galm ervan werd opgevangen en digitaal werden alle sequenties vervolgens ontleed. Vandaag de dag beschikt Johannus over een zeer geavanceerde speaker die in dertig seconden een signaal van 14 Hz tot ongeveer 22 kHz (niet meer hoorbaar) afspeelt in de kerk. Door het samenbrengen van alle frequenties met bijbehorende galmtijden in één moment – ook wel deconvolutie genoemd – ontstaat eigenlijk weer het effect van het pistoolschot. Maar door deconvolutie kan nóg nauwkeuriger het uitsterfgedrag van de afzonderlijke frequenties worden geanalyseerd, wat de kwaliteit van de Johannusgalm dan weer ten goede komt.

Na een nacht hard werken gaat het opnameteam van Johannus met een hele kist vol authentieke orgelgeluiden weer naar huis. Wat er vervolgens met deze samples gebeurt voordat ze als loepzuivere pijporgelklanken en galmen uit de speakers van een Johannusorgel klinken, leest u in deel 2 van deze serie.